bijl. nr. 104
-2-
De uitvoering van het bouwplan heeft plaatsgevonden vanaf medio
1971 tot medio 1972, terwijl de raming van de onderhavige
kosten al dateerde van ongeveer een jaar tevoren. Zoals U wel
licht bekend is dit tijdsverloop een vaak voorkomend gegeven
in de woningwetbouw-prooedure.
Niet alleen dat de bouwtijd zelf relatief lang was - rond
een jaar voor 2 blokken industriële bouw - doch ook de invloed
van loon- en prijsstijgingen en de B.T.W. over een periode van
bijna 2 jaar heeft zich evenals bij de aannemingssom zelf ook
bij deze kosten gevoelig doen gelden.
Uiteraard zou het gedeelte van de kosten, betrekking hebbende
op de directievoering, bestreden moeten worden uit het goedge
keurde bedrag voor architectenhonorarium, doch deze post is in
casu door het rijk beperkt tot het door de N.V. I.B.C." in zijn
prijsaanbieding opgenomen bedrag.
Wij zijn de mening toegedaan, dat de minister bij de eindaf
rekening van het complex het hogere bedrag voor toezicht, althans
een ruim deel daarvan op grond van bovenstaande motieven en om
standigheden alsnog zou hebben geaccepteerd, en daarnaast ook een
afzonderlijk bedrag voor directievoering c.q. verhoging van de
post architectenhonorarium.
Het bestuur van de Algemene V.'oningbouwvereniging "Breda e.o." is
evenwel - ondanks herhaalde aandrang en motivering onzerzijds -
niet bereid gevonden om méér dan het bedrag van 57.600,
waarmede in de aanvang akkoord is gegaan, te voldoen. Men baseert^
zich voor dit standpunt op het feit, dat reeds bewilligd is in
een verhoging van 40.000,tot 57.000,en 'vindt voor
verdere soepelheid, mede in verband met de daaruit voortvloeiende
huurprijsverhoging geen reden. Van de facturen van de dienst van
openbare werken is zodoende een bedrag van 56.514,85 onbetaald
gebleven.
Voor dekking van dit oninbare en door de dienst af te boeken bedrag
kan praktisch alleen een beroep worden gedaan op zijn voordelig