bi.jl.nr. 115 -2- Een en ander leidde tot het uitgroeien van deze kosten hoven de vastgestelde subsidienormen en daarmede tot aanzienlijke exploitatietekorten. Op grond van ''economische motieven en met het oog op een verantwoorde exploitatie" besloot het (nieuwe) bestuur, mede op uitdrukkelijk verzoek van ons college, op 1 januari 1971 met de doorberekening van stencil- en portikosten te beginnen; overigens mede naar aanleiding van het feit dat eind 1970 een administrateur was aangetrokken, die.het noodzakelijke werk kon gaan verrichten. Sinds 1971 is er dan ook gdén exploitatietekort meer ontstaan. Na indiening van de jaarrekeningen 1969 en 1970 bleken de exploitatietekorten respectievelijk 17.016,74 en 24.429,49 te bedragen, zodat het Jeugd en Jongerencentrum inmiddels kampt met een geactiveerd nadelig saldo van 41.446,23. De kans om dit tekort weg te werken met batige exploitatie- saldi in toekomstige jaren is nihil. Gezien de tot stand gebrachte stabilisatie en gelet op de door gevoerde financiële reorganisatie bij het Jeugd en Jongeren centrum sinds 1971, achten wij het wensolijk de nadelige saldi over de jaren 1969 en 1970 alsnog te dekken. Een en ander dient naar de mening van ons college mede in het licht te v,-orden bezien van een eventuele subsidiëring van het Jeugd en Jongerencentrum vanwege het Rijk. In artikel 16 van de Rijkssubsidieregeling Jeugd en Jongeren- werk staat namelijk geformuleerd, dat een instelling voor dienstverlening in het kader van jeugd en jongerenwerk voor subsidie in aanmerking kan komen indien "het werkgebied van de instelling van voldoende omvang is om een sluitende exploitatie te verzekeren". Hoewel niet expliciet geformuleerd staat dat een exploitatie tekort, al dan niet uit voorgaande jaren, subsidiëring vanwege het Rijk in de weg staat, menen wij eerdergenoemd artikel toch aldus te moeten verstaan, dat de geactiveerde nadelige saldi

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 468