Blijkens informatie bij het ministerie van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening moet hieronder worden verstaan de kosten van het tijdelijk'ontruimen en die van het opnieuw inrichten van de woning. Voorts is bepaald, dat de bijdrage slechts wordt verleend, indien: a. de voorzieningen na 1 januari 1972 zijn getroffen; b. 'de koe ten van do voorzieningen ten minste 10.000,hebben bedragen; c. de huurprijs van de woning als gevolg van de voorzieningen ten minste met 25,per maand is verhoogd. Gelijke voorwaarden stonden ook reeds in de eerste met ingang van 1 januari 1972 inwerkinggetreden regeling. Het wékt enigszins verbazing, dat wel de per 1 januari 1973 en de per gelijke datum in 1974 geldende rijksbijdragen aan de gemeente zijn verhoogd (aangepast aan de kostenstijgingen), doch niet de onder b. en c. genoemde normbedragen. Indien de 155 woningen in de Gerardus Majellawijk een opknapbeurt voor 10 jaar zouden ondergaan, wordt wel voldaan aan de onder a. tot en met c. genoemde voorwaarden, doch kan niet worden gesproken van een ingrijpende verbetering welke met herinrichtings- en tijde lijke ontruimingskosten gepaard gaat. Dit verschijnsel doet zich eveneens voor bij een 60-tal op te knappen woningen van de bouwvereniging "St. Joseph". Over de vraag of de onderwerpe]ijke beschikking ook van toepassing is op de laatstbedoelde categorieën woningen kor. op het departement geen uitsluitsel worden gegeven. Geadviseerde werd deze vraag, via de hoofdingenieur-directeur van de volkshuisvesting en de bouw nijverheid, voor te loggen aan de betrokken staatssecretaris. Dit i3 inmiddels gebeurd. Ben afschrift van de betreffende brief hebben wij voor uw raad ter visie gelegd. Het al dan niet doen van uitkeringen aan de bewoners van de hier bedoelde woningen willen wij laten afhangen van de reactie van de staatssecretaris daarop. Indien deze van positieve aard is zullen wij Uw raad een voorstel doen het alsdan benodigde krediet beschik- baar^te stollen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 578