Bij hem stond voorop, dat hij zijn werkstuk nu eindelijk wel eens naar luiten gebracht wilde zien, hoewel de daarvoor aangewezen plaats door hem met tegenzin is geaccepteerd. Deze tegenzin zou zijn voortgesproten uit het feit, ik citeer: "dat het naar zijn oordeel architectonisch slecht gebouwde Sportcentrum geen Juiste achtergrond vormt voor dit kunst werk". E.e.a. brengt mij ingevolge artikel 40 R.v.C. tot de volgende vragen: 1is er destijds aan de heer Besemer een opdracht verstrekt en zo Ja, hoe luidde die dan? 2. is in die opdracht aangegeven waar zijn kunstwerk na vol tooiing zou kunnen worden geplaatst en zo Ja, welke plaatsen zijn daarvoor dan aangegeven? 3. is het Juist, dat voor dit project aanvankelijk een plaats was gereserveerd in de Hoge Vucht en zo Ja, waarom is men daar dan op teruggekomen? 4. is er een commissie waarin een of meer kunstenaars zijn ver tegenwoordigd, die mede adviseert waar aangekochte of in opdracht gemaakte kunstwerken worden gesitueerd? 5. indien zo'n adviserende commissie niet bestaat, is het dan niet ten hoogste tijd dat deze wordt ingesteld voor onder zoek en advisering in de bestaande stadswijken en dat voor de nog of opnieuw in ontwikkeling te brengen stadsdelen naast architecten, stedebouwkundigen, etc., een of meer kunstenaars in het planning-team worden opgenomen? 6. wie zijn verantwoordelijk voor de aanwijzing van de huidige p.laats van het z.g, "scharenproject" en wat zijn voor de ge meente de kosten geweest om het kunstwerk aldaar te instal- leren? 7. als de kunstenaar door zijn werkstuk zijn kritiek vooral op de planologie visueel duidelijk wil maken, is het dan Juist zo'n kunstwerk zover buiten het centrum van de stad te plaatsen, dat deze kritiek nauwelijks kans krijgt om de brede massa te bereiken?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 684