bijl. nr. 175
-4-
Na gereedkoming van het definitieve toedelingsplan in het
ruilverkavelingsgebied Heilaar kunnen de onderhandelingen
worden voortgezet, waarhij getracht zal worden met de wensen
van appellant zoveel mogelijk rekening te houden.
Bezwaarschrift Adr. C. Verdonk.
Door reclamant wordt aangevoerd, dat zijn bestaanszekerheid
door het onteigeningsplan wordt aangetast, omdat hij in het
gebied Princenhage-We3t een tuinbouwbedrijf uitoefent.
Voor de realisering van het bestemmingsplan kunnen ook de
percelen van de heer Verdonk niet worden gemist. Tijdens de
onderhandelingen is gebleken, dat appellant een grotere kavel
wenst dan hem thans als vervangende grond in het tuinbouwge
bied Heiiaar kan worden aangeboden. Zodra het toedelingsplan
in het kader van de ruilverkaveling in dat gebied gereed is
zullen de onderhandelingen worden voortgezet.
Bezwaarschrift J.G. Smits.
Het perceel van reclamant is gelegen in dat deel van het be
stemmingsplan, waaraan gedeputeerde staten goedkeuring hebben
onthouden. Het is niet opgenomen in het onderhavige onteigenings
plan. Uit dien hoofde kan reclamant niet als belanghebbende in
de zin van artikel 81 van de onteigeningswet beschouwd worden.
Hij kan derhalve niet in zijn bezwaren worden ontvangen.
Aan zijn verzoek te berichten, of hij al dan niet zijn pand zal
moeten verlaten, zullen wij voldoen bij afzonderlijk schrijven.
De inspecteur van de ruimtelijke ordening heeft na beoordeling
van bovenstaande bezwaarschriften geadviseerd de onteigenings
procedure voort te zetten.
De hoofdingenieur-directeur van de landinrichting heeft laten
weten, dat er zijnerzijds uit landbouw-economisch oogpunt geen
overwegende bezwaren bestaan tegen de voorgenomen onteigening.
Op grond van het bovenstaande stellen wij U voor:
1. de bezwaren van J.A.J. Krijnen, A. Verdaasdonk en Adr. C.
Verdonk ongegrond te verklaren;
2. J.G. Smits in zijn bezwaarschrift niet ontvankelijk te ver
klaren