in if
gemeente Breda
-2-
/of
ting
tage
effing
ntrent
nood-
al
id,
twee-
jrden
a-
tn de
de
laten
geen
het
en
t van
ift
biJ nr- 190
De raad der gemeente Breda;
gezien het schrijven d.d. 12 maart 1974 van J.C. Keur, Baronie
laan 500, te Breda, waarin deze als gemachtigde en in opdracht
van mevrouw E.M. Bervoets, Sterrebos 255 te Breda, in beroep komt
tegen het besluit van burgemeester en wethouders van Breda d.d.
6 februari 1974 nr. BK/9/6754, waarbij haar vergunning is gewei
gerd tot het exploiteren van een kamerverhuurinrichting in het
pand Ginnekenweg 255 te Breda, welk besluit op 15 februari 1974
aan haar is toegezonden;
mede gezien het preadvies van burgemeester en wethouders van 22-5-19
overwegende, dat het beroepschrift binnen de daartoe in artikel
51, 2e lid, van de verordening op logeer- en/of ksmerverhuurin-
richting gestelde termijn bij de raad voornoemd is ingediend,
zodat appellante in haar -beroep kan worden ontvangen;
overwegende voorts, dat het ingevolge artikel 5 van die veror
dening verboden is zonder vergunning van burgemeester en wet
houders een logeer- en/of kamerverhuurinrichting te exploiteren;
dat burgemeester en wethouders op grond van artikel 5 van de
verordening de vergunning dienen te weigeren, o.a. als de inrich
ting niet voldoet aan de bij of krachtens de verordening gestel
de eisen, tenzij van de betreffende bepalingen ontheffing is
verleend;
dat burgemeester en wethouders de gevraagde vergunning hebben ge
weigerd, omdat niet wordt voldaan aan het bepaalde in de artike
len 15, 16, 25, 24 en 25 van de verordening;
dat o.a. niet wordt voldaan aan bepalingen betreffende de aanwe
zigheid van doelmatige blusmiddelen, van een veilige trap, door
middel waarvan iedere verdieping, waarop zich slaapplaatsen en/of
dagverblijven bevinden, als tweede vluchtmogelijkheid kan worden
•verlaten en betreffende de brandwerendheid van deuren, zoals in
de artikelen 25, 24 en 25 van de verordening is voorgeschreven;
dat van die bepalingen geen ontheffing mogelijk is;