bijlage nr. 201 -2- Sr is toen overgestapt naar de methode van afschrijving op basis van de verkoop; hieraan lag een rekenvoorbeeld van de Gasunie ten grondslag. Documentatie omtrent de opzet van investeringen, verwachte omzet en vaststelling van do uniteit (vast bedrag per mil joen verkochte m3) is te vinden in de toelichting op de begroting 1968 van het energie- en waterbedrijf*. Haar analogie van hetgeen voor het gasbedrijf als de beste methode van afschrijving werd aangenomen werd ook voor het »f elektriciteitsbedrijf in 1968 de unitaire afschrijvings methode geïntroduceerd. De daarvoor aangevoerde argumenten waren 1. het gehele distributienet is of wordt gesaneerd, waarbij de capaciteit is gebracht op het verwachte noodzakelijke- van 1990; 2. de sanering is begonnen per 1 januari 1958 en wordt grotendeels beëindigd per 31 december 1970. De opgetreden bezwaren bij toepassing van de unitaire methode. De tot op heden opgedane ervaringen met het unitaire systeem zijn niet gunstig. De uitgangspunten waren zeker niet ongezond, maar in de prak tijk treden onvoorziene effecten op, die de bruikbaarheid van het systeem aantasten. De aan het licht getreden bezwaren zijn de volgende: a. de uniteiten worden afgeleid van de aanschaffingswaarde van de activa op basis van actuele prijzen; aangenomen is, dat het inflatie-effect op bedoelde investeringen volledig wordt gecompenseerd door adequate tariefaanpassingen. Deze aanname is niet, c.q. niet in voldoende mate, gehonoreerd; •b. het is uitermate moeilijk tevoren een rentefactor in te zetten, die als betrouwbaar voor de gehele exploitatie periode mag worden aangemerkt. Aanvankelijk is 6?S aangenomen, later gecorrigeerd in 3?» en ook dit laatste cijfer blijft een gok;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 832