i bijlage nr. 201 -6-
het praktisch onhaalbaar voor het eigen bedrijf een
uitzonderingspositie in te nemen. De kapitaallasten
zouden n.l. aanzienlijk stijgen, waardoor de uniformi
teit van de tarieven en/of de winstcapaciteit van het
bedrijf zouden worden aangetast.
In dit kader achten wij het consequent ook voor de ge
meenschappelijke activa weer terug te keren tot afschrij
ving op basis van de historische kostprijs.
6. De financiëleconsequenties van de herziening van het
qfsohri :vine;:;beleid
6.1''9DP en 1 974.
De vorenomschreven motieven nopen tot een spoedige her
ziening van het afschrijvingsbeleid bij het energie- en
waterbedrijf. Dit is ook het oordeel van de accountant.
Wij achten dit voor 1973 geen haalbare zaak meer; het
dienstjaar is verstreken en terugwerkende kracht bij deze
besluitvorming is om verschillende redenen niet gewenst.
Voor 1974 is bij begrotingswijziging nog wel correctie
mogelijk. De geraamde kapitaallasten in deze begroting
ondergaan bij toepassing van de gewijzigde voorschriften
de volgende wijzigingen:
oorspronkelijke herziene raming
raming
3.992.200,— 3.706.235,—
elektriciteit 5.685.349,— V 6.323.401
gemeenschappelijke activa f' 817.911,482.223,
ƒ.10.495.460,— ƒ.10.511 .659,—
Verschil 16.399,
Wij tekenen hierbij het volgende aan:
£as
de unitaire berekening komt in 1974 hoger uit dan de
lineaire berekening, doch dit kan zich op grond van de re
latie afzet-afschrijvingen gemakkelijk voordoen.