bijl. nr. 229 ook praktischer daarvoor nu te nemen de totale boekwaarde van het complex per 11 februari 1974, de laatst gepasseerde vervaldag van de leningen uit 's rijkskas. De totale boekwaarde is alsdan gelijk -of moet gelijk gesteld worden- aan de schuldrestanten van de rijksleningen, vermeerderd met de boek waarden van de niet aldus gefinancierde objecten, in casu de doorstroom- apparaten, de warmtestralers in de douchecellen en de grorü - en bouw kosten van de garages. De financiering van de verwervingskosten met leningen van de gemeente ingevolge de woningwet zal dan eveneens geschieden tot bedragen gelijk aan de boekwaarden van de onderscheiden stichtingskosten per eerder genoemde datum. In administratief opzicht maakt deze gedragslijn de zaak ook eenvoudiger, omdat dan over de periode tussen de aanvang van de exploitatie én de datum van overdracht van het complex geen annuïteitsgewijze betaling van rente en aflossing op de te verstrekken leningen behoeft te geschieden Wat betreft de rentepercentages, waarnaar die annuïteiten dienen te worden berekend, is in het relevante besluit van 7 december 1966 gesteld, dat dit zullen zijn de percentages van de rijksleningen respectievelijk van het op andere wijze aangetrokken kapitaal. Dit principe is in het nader door Uw raad op 13 december 1973 ter zake van de overdracht van 932 woningen aan de bouwvereniging "St. Laurentius" genomen besluit geïnter preteerd in deze zin, dat voor de leningen van de gemeente aan de bouw vereniging in eerste instantie dezelfde percentages zullen worden gehan teerd als voor de lopende kapitaalverstrekking aan het gemeentelijk woningbedrijf. Voor de continuïteit in de exploitatie en de huurprijzen is dit noodza kelijk, doch het is ook gemotiveerd. Er behoeft immers geen nieuw ka pitaal te worden aangetrokken, nu de leningen worden gefinancieerd met de door het woningbedrijf buitengewoon af te lessen opbrengst der over te dragen woningen c.a. ¥el behoorde te worden voorzien in de eventuele stijging van de rente kosten voor de gemeente als gevolg van het feit, dat de looptijd der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 968