dit formele verzuim niet van dien aard, dat dit zou moeten leiden tot een niet-onvankelijkverklaring. Reclamanten hebben bezwaar tegen bebouwing op het terrein, voor al omdat daardoor een speelterrein voor de jeugd verloren gaat. Het terrein heeft, zoals vermeld, thans de bestemmingen "bijzon dere bebouwing" en "passieve recreatie". Omdat aan het gedeelte van het terrein met de bestemming "bijzondere gebouwen" geen be hoefte bestond, ontstond voor buurtbewoners de mogelijkheid c~y het terrein tesamen met de strook openbaar groen te gebruiken ais speelgelegenheid voor de jeugd. Op het verzoek om woningen te mogen bouwen op het terrein is in gegaan, omdat uit stedebouwkundig oogpunt bebouwing van het ter rein gewenst is en deze bebouwing in dit verband aanvaardbaar is. In dit verband merken wij op, dat ook in het vigerende bestem mingsplan het terrein grotendeels bestemd wa3 voor bebouwing, zij het een andersoortige. Wanneer het er niet naar uitziet, dat een terrein op korte tenpij® bebouwd wordt, is het gebruikelijk, dat het als (provisorisch) grasveld of speelterrein wordt ingericht. Dit betekent, dat dat gebruik slechts tijdelijk kan zijn en moet eindigen als er zich gegadigden voor bebouwing aandienen. Boven dien doet zich in het onderhavige geval de situatie voor, dat het op korte afstand gelegen terrein aan de Epelenberg van dermate afmetingen is, dat het als voldoende compensatie voor het ondJ, havige terrein kan worden aangemerkt. Reclamanten, genoemd onder 3, merken op dat destijds bij de opzet van het Brabantpark ervan is uitgegaan, dat de wijk een open be bouwing zou krijgen, waar naar hun mening nu toch wel ernstige afbreuk aan wordt gedaan. Dit laatste kunnen wij niet onderschrijven, omdat door bebouwing van hot teprein de opzet van een open bebouwing niet wordt aan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1142