bijl. nr. 339 -2- Deze grootschaligheid doet zich naar ons oordeel allereerst gevoelen op hot terrein van de ruimtelijke ordening. De ruimtelijke planning, de peiling van behoefte aan ruimte, het bestemmen van bepaalde gebieden voor bepaalde belangen enz. zijn zaken die niet meer door één gemeente kunnen worden gerealiseerd. Ook andere taken van overheidszorg die afgeleid zijn van de ruimtelijke ordening of daarmee samenhangen, komen voor bovengemeentelijke behandeling in aanmerking. Daarnaast zijn er nog andere openbare lichamen die over bepaalde belangen waken in een gebied, dat zich uitstrekt over meerdere gemeenten. Als zodanig zouden wij het Vaterschap West-Brabant willen noemen. Dit Waterschap heeft de zorg voor waterbe heersing en waterzuivering in een gebied, dat ongeveer overeenkomt met de mogeli toekocstigs provincie West-Brabant. Dit dit alles wordt duidelijk, dat reeds lang gebleken is, dat voor de behartiging van bepaalde belangen de gemeentegrenzen te eng zijn, zodat naar uitgestrekter be stuursvormen werd omgezien. Een gedachte die overigens niet zo nieuw is. Reeds in de twintiger Jaren gingen er stemmen op om er op te wijzen, dat bepaalde taken boven de gemeentegrenzen uitstegen en dat de vervulling van andere taken een bovengemeente lijke aanpak vereisten. De hierboven summier geschetste ontwikkeling heeft een bestuurlijke organisatie doen ontstaan die niet uitmunt door duidelijkheid. Er i3 veelal te incidenteel tewerk gegaan. Van planning en coördinatie was geer. sprake. Daardoor zijn er grote en niet gewenste verschillen ontstaan in structuren, toekenning en uitoefening van bevoegdhe den, personeelsbezetting enz. De overzichtolijkheid, m.n. ook voor de burger voor wie het bestuur toch geacht w\»d! te opereren, is ver te zoeken. Ru behoeven wij met deze enigermate ongeordende bestuurlijke ontwikkeling niet zo on gelukkig to zijn als misschien wel lijkt. Ken zou kunnen zeggen, dat zij noodzakelijk was om het moment te bereiken, waarop duidelijk werd dat nodig orde op zaken moest worden gesteld. Raar onze opvatting is dat moment nu aangebroken. Er is grote behoef te aan een duidelijke en goed verankerde bestuurlijke organisatie die ook meer uni formiteit zal brengen in onzo dagelijkse bestuurspraktijk. Voorts zouden wij nog wil len wijzen op de omstandigheid dat uitoefening van do vele overheidstaken, do nood zakelijke kwaliteit van bestuurders er. ambtenaren en de wenselijke tochnlscl.e cn ad- minlstratievo apparatuur als het ware om oen ondorbouw vragen, die hot mogelijk maakt te voldoen ann de eisen dlo aan het tcgonwoordIge bontuur moeten worden gesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1279