bijl. nr. 346
-2-
De toevoeging aan lid 3 sub e van artikel 2 is bedoeld
om te voorkomen dat de tijd waarover de uitkering moet worden
berekend op een niet gerechtvaardigde manier wordt verlengd.
De wijziging in artikel 3, lid 2, vormt een afwijking van
het model, dat hier alleen spreekt over de toelage voor on
regelmatige dienst.
Conform het reeds eerder door ons ingenomen standpunt (ziekte-
geld, afbouwregeling) hebben wij hier de toelage voor wacht
dienst bijgevoegd.
In artikel 0, lid 6, werd tot op heden onderscheid gemaakt
tussen neven-activiteiten al of niet met toestemming van burge
meester en wethouders ter hand genomen. Daar het naar onze
mening, ook zonder nadere bepaling duidelijk is dat neven
activiteiten, waarvoor geen toestemming is gegeven en die
dientengevolge ongeoorloofd zijn, niet behoeven te worden
ontzien, is de tekst van dit artikel geconformeerd aan die van
het model.
Het nieuwe lid 4 van artikel 10 beoogt een cumulatie van uit
keringen in deze situatie te voorkomen.
Artikel 12, zoals dat thans gaat luiden, kent ook bij de z.g.
korte uitkering (artikel 11in geval van overlijden van be
langhebbende aan de nagelaten betrekkingen een uitkering toe.
Tot op heden werd die alleen toegekend bij een z.g. lange uit
kering (artikel 4). Voor dit onderscheid achten wij thans geen
reden meer aanwezig.
Artikel 29 van het model geeft in het algemeen aan burgemeester
en wethouders de bevoegdheid een overgangsregeling te treffen.
In afwijking hiervan hebben wij in artikel 29, deze overgangs
regeling geconcretiseerd.
Zowel de commissie personeelszaken als de commissie voor gemeente-r
lijk overleg in personeelszaken zijn over dit voorstel gehoord
en'hebben instemmend geadviseerd.