bijl. nr. 375 -6- beschikt kan worden, voor het jaar 1976 van het ministerie van C.R.M. geen subsidie te verwachten is. In verband met bovenstaande stellen wij namens de frakties van de C'.D.A. en de V.V.D. aan het College de volgende vragen: 1. Wat zijn in algemene zin de plannen van het College m.b.t. het gebouw aan het van Coothplein te Breda, voorheen G.T.S.? 2. Kan een gedeelte van bedoeld gebouw op korte termijn een oplos sing bieden voor de problemen inzake huisvesting van het jonge rencentrum? 3. Is het College met ons van mening, dat elke dag uitstel t.a.v. het contact ministerie van C.R.M. - Gemeente de kans op rijks subsidie doet verminderen? 4. Is het College er ook van overtuigd, dat het beschikken over huisvesting mede-bepalend is voor het verkrijgen van rijkssub sidie? 5. Kan het College het met ons eens zijn als wij stellen, dat de ze problematiek op zeer korte termijn, doch uiterlijk binnen tien dagen, besproken wordt met de vertegenwoordigers van de betreffende gemeentelijke instanties, de werkgroep Pluu i.o. en de leden van de commissie Dienst Jeugd en Sport? ANTWOORD In antwoord op Uw vragen, gesteld d.d. 16 september jl. in het kader van artikel 40, 2e lid, reglement van orde gemeenteraad, inzake het jongerencentrum De Pluu, delen wij U het volgende mede.„ Antwoord on vraag 1 Bij schrijven van 24 december 1974 heeft ons college aan de minis ter van onderwijs en wetenschappen medegedeeld gaarne de eigendom bij de gemeente te behouden van het g.t.s.-complex van Coothplein 39. Aan genoemde minister is verzocht het gedrag vast te stellen waarvoor dit eigendomsbehoud mogelijk is. Op 29 oktober 1975 is de minister van onderwijs en wetenschappen voorts verzocht een gedeelte van het complex beschikbaar te stel len voor de stichting jongerencentrum in oprichting. De ingewikkeldheid van deze kwestie is er oorzaak van, dat tot op heden van departementszijde geen beslissing is genomen. Zaken als:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 1435