bijl. nr. 375
-10-
niet worden verleend, omdat de in de heden nog vigerende winkel
sluitingswet voor ontheffing aanwezige ruimte, t.w. 21 dagen, na
ingewonnen advies van de commissie middenstand en grootwinkelbe
drijven, reeds eerder .werd ingedeeld en wel als volgt:
a. 6 dagen tijdens de kermis in dat deel van de gemeente dat voor
de grenswijziging van 1942 tot de gemeente Breda be
hoorde.
b. 6 dagen tijdens de kermis in dat deel van de gemeente dat voor
de grenswijziging van 1942 tot de gemeente Ginneken en
Bavel behoorde.
c. 2 dagen tijdens de kermis in dat deel van de gemeente dat voor
de grenswijziging van 1942 tot de gemeente Ppincenhage
behoorde.
d. 4 dagen tijdens de Orangerie
_e. 1 dag vrijdag voor moederdag
f. 2 dagen waarvoor resp. 3.,en 31 oktober zijn aangewezen.
De indeling v.w.b. de punten a t/m d is vastgelegd in het gemeen
teblad van Breda nummer 1286 rubriek III-6.
Door de betreffende winkeliersvereniging werd tevens bij de ge
meente geïnformeerd of toestemming van overheidswege noodzakelijk
was om tijdens de te houden braderie op het particuliere plant
soen voor het winkelcentrum, als attractie voor de jeugd, een
draaimolen te plaatsen, waarvan de jeugd gratis gebruik zou mogen
maken.
Door de gemeente werd medegedeeld dat toestemming voor het plaat
sen van een draaimolen niet kon worden verleend, omdat hierdoor
andere kermisexploitanten in hun inkomen zouden kunnen worden ge
schaad. Bovendien zou toestemming grote moeilijkheden opleveren
voor de afdeling gemeentebelastingen.
Op 8 juli 1975 werd door de winkeliersvereniging "De Burcht" bij
de gemeente definitief toestemming gevraagd voor het houden van
een braderie op 27, 28, 29 en 30 augustus 1975 binnen het kader
van de winkelsluitingswet.
Toestemming voor het houden van deze braderie werd door de gemeen
te verleend bij brief van 26 augustus 1975» welke brief door de