bijl. nr. 375
-12-
trekkir.g tot de gestelde vragen het navolgende mede:
Ad 1
Met U zijn wij van mening, dat een actieve middenstand een belang
rijke bijdrage kan leveren aan de leefbaarheid binnen de wijken.
Ad 2
V/ij delen eveneens Uw mening, dat het een voordeel kan betekenen
een winkel te hebben nabij de terreinen, alwaar jaarlijks de ker
missen worden gehouden.
Ad 3
V/ij kunnen echter Uw zienswijze niet delen, dat de bepalingen van
de winkelsluitingswet het organiseren van braderieën op bepaalde
dagen zou beletten. Verzoeken tot het houden van braderieën zijn
tot dusver nimmer afgewezen. Aan de winkeliersverenigingen wordt
alle ruimte geboden op zelf te bepalen data braderieën te organi
seren. Ook de braderie van de winkeliersvereniging "De Burcht"
heeft op de geplande data gewoon doorgang gevonden, zij het dat
hieraan geen koopavond was verbonden.
Het bepaalde in de winkelsluitingswet verzet zich immers in prin
cipe tegen de openstelling van braderieën in de avonduren, gelet
op de omstandigheid, dat de openstelling van braderieën gepaard
pleegt te gaan met het te koop aanbieden c.q. verkopen van waren.
Artikel 11lid 1 van de winkelsluitingswet biedt aan de gemeente
raad voorts een mogelijkheid om voor ten hoogste 21 werkdagen per
jaar vrijstelling te verlenen van de verboden genoemd in artikel
2 (winkelverkoop) en artikel 8 (straathandel) van de winkelslui
tingswet om in de avonduren waren te koop aan te bieden c.q. te
verkopen.
In de verordening ex artikel 11lid 1 van de winkelsluitingswet
(laatstelijk gewijzigd bij Uw besluit van 19 november 1973heeft
Uw raad aan deze mogelijkheid uitvoering gegeven.
In de toelichting behorend bij de thans vigerende verordening ex
artikel 11, 1e lid blijkt dat het noodzakelijk is ten behoeve van
de verkoop van waren op kermissen vrijstelling te verlenen van het
in artikel 8 van de winkelsluitingswet vervatte verbod.
Daarnaast zij gesteld, dat het bepaalde in artikel 11, lid 1 niet
in die zin kan worden geïnterpreteerd, dat gedurende 21 werkdagen