Het zakelijk genotsrecht van pastorieën is niet vrijgesteld. In artikel 11, eerste lid, letter a, van het besluit gemeente lijke onroerend-goedbelastingen is bepaald dat deze belastingen niet geheven kunnen worden ter zake van gebouwde eigendommen met inbegrip van de ondergrond en van hun gebouwde en ongebouwde aanhorigheden, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeen komsten. In dit artikel wordt verder bepaald dat de belasting wegens het not krachtens zakelijk recht niet geheven kan worden van boven genoemde gebouwde eigendommen, met hun aanhorigheden en van^. deelten van zodanige eigendommen, welke dienen als woning. Het feitelijk gebruik van deze gebouwde eigendommen (pastorieën) kan dus wel worden belast. In strijd met genoemd besluit is echter onder artikel 7 van de verordening het genot krachtens zakelijk recht van deze ge bouwde eigendommen niet vrijgesteld. De redactie van artikel 7 zal dus dienen te worden gewijzigd zo als in de bijgaande ontwerp-verordening is opgenomen. Op grond van deze wijziging wordt het genot krachtens zakelijk recht var. pastorieën, zijnde aanhorigheden van kerken of daarmede gelijk te stellen gebouwen vrijgesteld en het feitelijk gebruik belast. Redactie van artikel 12 is niet gelijk aan die, opgenomen in andere verorderingen. Volgens de in dit artikel opgenomen redactie dient belasting plichtige aan de ambtenaren van de gemeentelijke belasting^ inlichtingen te verstrekken, hoeken ter inzage te geven en toe gang te verlenen tot gehouwen en gronden. In de andere in Breda vigerende belastingverordeningen is echter bepaald dat deze ver plichtingen gelden jegens de chef van de afdeling financiën en belastingen ter gemeentesecretarie. Deze gedragslijn dient ook bij de heffing van de onroerend-goed belastingen te worden gevolgd. Daarom is in de U aangeboden ont werpverordening deze verplichting gesteld, jegens de chef van„ de afdeling financiën en belastingen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 231