0
-2-
gesteld
gemeente
belastingen
;endommen
n ongebouwde
de openbare
sbijeen
wegens het j
van boven-
en van» --
aning. Het
torieën)
L 7 van de
ize ge-
bijlage nr. 64
-3-
IV. Het gebruik van "losse garages" ken economisch gezien beter
•worden vrijgelaten, van de belastingheffing.
In de praktijk blijkt dat het belasten van het gebruik van "losse
garages" met extra hoge perceptiekosten gepaard gaat. Onder "los
se garages" worden verstaan die garages welke geen aanhorigheid
van een ander te belasten onroerend goed vormen, die fiscaal
gezien een zelfstandig leven leiden. Bij het belasten van deze
"losse garages" ontstaat de noodzaak van het invoeren van een aan
giftesysteem omdat op een andere wijze dan via een aangifte de
naam van de belastingplichtige niet kan worden opgespoord. Dit
systeem vergt extra kosten.
We gaan er van uit dat aan een garage geen hogere waarde zal worden
toegekend dan 6.000,Dit impliceert dat wegens het gebruik van
een garage 6,50 belasting ontvangen wordt. Aan extra perceptie
kosten zal, per object, moeten worden gerekend op:
- portokosten (aangiftebiljet) 0.90
- computerkosten 1 ,60
- administratiekosten 2,50
totaal extra perceptiekosten
5,per jaar
;wijzigd zo-
Op grond
recht van
;de gelijk
•uik belast.
.omen in
lasting-
astings^
en en toe-
e in Breda
t deze ver-
anci'én
Het behoeft geen betoog dat, gelet op deze kosten, de heffing
wegens het gebruik van "losse garages" economisch geen aanbe
veling verdient.
Voor het vrijstellen van het genot krachtens zakelijk recht is de
reden van te hoge perceptiekosten niet aanwezig omdat middels het
kadaster de naam van de belastingplichtige bekend is.
Juridisch is het vrijlaten van het gebruik van deze garages en
het belasten van het genot krachtens zakelijk recht wel geoor
loofd omdat in wezen sprake is van twee totaal onafhankelijke be
lastingen.
irend-goed-
iboden ont-
chef van„
Om het vrijlaten van het gebruik van "losse garages" te effec
tueren zal, analoog aan het bepaalde in artikel 9, tweede lid van
het Besluit gemeentelijke onroerendgoedbelastingen, het tweede
lid van artikel 6 van de verordening moeten worden gewijzigd in
dier voege dat de heffing wegens het gebruik van een onroerend
goed met een economische waarde tot 6,000,niet plaatsvindt.
Uiteraard blijven dan ook andere gebouwen dan deze garages van