aan de raad der
gemeente Breda
22 januari 1975
St/44794
bijlage nr. C8
Voorstel van burgemeester en wet
houders tot het overdragen van de
rioolwaterzuiveringsinstallatie c.a.
in beheer, onderhoud en exploitatie
aan het Waterschap West-Brabant.
In de vergaderingen van Uw raad van 7 en 8 maart 1974 (begrotings
behandeling 1974) hebben wij U ingelicht omtrent de moeilijkheden,
die ten aanzien van de eigendomsoverdracht van de rioolwaterzui
veringsinstallatie c.a. (hierna te noemen: R.W.Z.) in de onder
handelingen tussen de gemeente en het Waterschap West-Brabant waren
gerezen. Wij verwijzen U kortheidshalve naar de notulen van die
raadsvergaderingen (pag. 289/290 en 318/319)
Ter voldoening aan de op 8 maart 1974 gedane toezegging aan Uw raad
hebben wij daarop aan de raadscommissies voor openbare werken en
voor financiën uitgebracht de "mededeling met betrekking tot de
huidige stand van zaken ten aanzien van de overdracht van de riool-
waterafvoerleiding en rioolwaterzuiveringsinstallatie". Naar die
mededeling alsmede het verslag van de gecombineerde vergadering van
evengenoemde commissies van 19 april 1974 zij hierbij verwezen.
Zoals uit de door ons ter zake gedane mededelingen blijkt en hier
onder nogmaals wordt samengevat zijn - naast de bereikte een
stemmigheid over het feit van de eigendomsoverdracht op zich en de
omvang der in die overdracht te begrijpen werken - de verschillen
van mening tussen gemeente en waterschap terug te voeren tot twee
punten:
a. de bepaling van de overnamesom;
b. de wijze van betaling van die som.
ad a: bij de bepaling van de grootte van de overnamesom gaat het
waterschap er van uit, dat de gemeonte op do verschillende
onderdelen van de over te dragen werken had behoren af te
schrijven vanaf het moment, dat die onderdelen in gebruik
genomen zijn, terwijl ook op dat moment de bijschrijving van
de bouwrente op die onderdelen had behoren te worden be
ëindigd.