-4' bijl. nr. 68 Wij stellen ons voor Uw raad in zijn vergadering van maart aan staande het vorenbedoelde voorstel tot het voorleggen van het ge schil aan de Kroon te doen, waarbij wij ons voorstellen alsdan nader in te gaan op de bestuurlijke, juridische en financiële problema- tieken die met de onderhavige overdracht in eigendom samenhangen. Wij stellen ons eveneens voor Uw raad de concept-brief aan Hare Majesteit de Koningin over te leggen, dit onder het voorbehoud dat zulks - gelet op de tijd die nog gemoeid is met het inwinnen van externe adviezen ter zake - ook in de tijd haalbaar is. Hu bij onze brief van 6 november 1974 aan het waterschap is medege-r- deeld, dat ons college aan Uw raad het voorstel tot voorlegging van het geschil aan de Kroon zal doen, is naar onze mening het bezwaar tegen een overdracht van de R.W.Z. in beheer en exploitatie aan het waterschap komen te vervallen: de gemeente heeft ter zake van het geschil thans het initiatief en wij nemen- aan, dat hangende de procedure bij de Kroon, het provinciale bestuur de loop van deze procedure niet zal wensen te doorkruisen door het alsnog toepassen van artikel 2 der waterstaatwet. Het is dan ook de 'bedoeling van dit voorstel, Uw raad te doen be sluiten, de R.W.Z. in beheer, onderhoud en exploitatie aan het water schap over te dragen; ten overvloede wellicht wordt hierbij opge merkt, dat deze besluitvorming geen betrekking heeft op de over dracht in eigendom. De wenselijkheid, thans tot overdracht in be heer, onderhoud en exploitatie over te gaan, vindt voorts haar moti vering mede in het feit dat de gemeente na 1 december 1974 niet meer bevoegd is op grond van de gemeentelijke heffingsverordening af- voer/zuiveringsrecht 1968 van de aangeslotenen te heffen: wij ver wijzen U kortheidshalve naar het meergenoemde advies van het ad viesbureau van 7 januari 1975, blad 5. Gezien de overgangssituatie, waarin de gemeente zich ten aanzien van de eigendom van de R.W.Z. bevindt (de principiële bereidheid tot eigendomsoverdracht blijft aan de kant van de gemeente bestaan, mits overeenstemming over de voorwaarden kan worden bereikt) achten wij het niet aanbevelens waardig, in die situatie nog te komen tot vaststelling van een nieuwe heffingsverordening op grond van artikel 17 lid 2 van de wet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 248