aan de raad der
gemeente Breda
Bijlage nr. 77
St/40802 Voorstel van burgemeester en wet
houders tot het he schikbaarstellen
22 januari 1975 van een krediet voor de afvalwater
zuivering o.a. van het openbaar
slachthuis.
Binnen het kader van de hinderwetvergunningsprocedure voor het
openbaar slachthuis heeft het Rijksinstituut voor de Zuivering
van Afvalwater ons college geadviseerd aan het slachthuis een aan
tal voorwaarden op te leggen m.b.t. de lozing van het afvalwater
van het slachthuis.
Ook het Waterschap West-Brabant heeft, i.v.m. het t.z.t. overnemen
van de riool zuiveringsinstallatieaan de gemeente als zodanig
omtrent de kwaliteit van het rioolwater een aantal voorwaarden ge
steld, welke uiteraard ook van toepassing zijn op het openbaar
slachthuis.
In dit verband wordt aan het slachthuis onder meer de eis gesteld,
dat het te lozen afvalwater geen ongeboren mest of andere vaste
afvalstoffen zal bevatten. Effectieve verwijdering van deze stoffen
kan plaatsvinden d.ni.v. mechanische separatie-apparatuur.
Na proefneming met verscheidene machines en na overleg met het
Waterschap West-Brabant is de keuze gevallen op de trommelseparator,
welke ook in andere bedrijfstakken veelvuldig voor dit doel wordt
gebruikt
In de tweede plaats dient alsnog aan de voorwaarde te worden voldaan,
dat metingen van het te lozen afvalwater in de eindput van het riolen-
stelsel mogelijk moet zijn.
Volgens een eerder verkregen informatie van het Rijksinstituut voor
de Zuivering van Afvalwater zou na de aanpassing van de bestaande
put aan deze voorwaarde kunnen worden voldaan.
Het waterschap West-Brabant stelt echter zodanige eisen aan deze
meetput, dat aanpassing niet mogelijk is gebleken en een geheel
nieuwe speciale meetput moet worden gebouwd, waarin de apparatuur
voor monstername zal worden aangebracht.