aan de raad der
gemeente Breda
t
Bijlage nr. 97
F/2/33027 t/m 33035
12-2-1975
Voorstel van burgemeester en wet
houders tot vaststelling van een
begrotingswijziging als gevolg
van de vaststelling van de uit
kering buitengewoon lager onder
wijs over de jaren 1962 tot en
met 1968.
Bij beschikkingen van 25 juni 1974*) zijn door de staatssecretaris
van financiën de uitkeringen over het buitengewoon lager onderwijs
voor de jaren 1962 tot en met 1968 definitief vastgesteld.
De uitkering bestaat uit een voor elke der scholen voor buiten
gewoon lager onderwijs vast te stellen bedrag per leerling in
het uitkeringsjaar Dit bedrag is gelijk aan de som van de wer
kelijk ten laste van de gemeente gebleven kosten over de drie
aan het uitkeringsjaar voorafgaande jaren, vermenigvuldigd met
de zogenaamde correctie-factor of opslagpercentage ter nivelle
ring van de loon en prijsstijgingen, gedeeld door de som van
het aantal leerlingen in die drie jaren.
Bij aanmerkelijke verandering van omstandigheden kan het bedrag
door de minister van onderwijs en wetenschappen, de raad voor
de gomeentefinanciën gehoord, worden verhoogd of verlaagd.
Door het gebruik van bovenvermelde formule wordt getracht een
integrale kostenvergoeding voor het b.l.o. te bereiken.
Voor de uitkering buitengewoon lager onderwijs uit het gemeen
tefonds zijn blijkens mededeling van de minister van financiën
alleen de zuivere onderwijskosten bepalend voor het bedrag per
leerling.
Bij de vaststelling van de uitkeringen 1962 tot en met 1968
zijn dan ook diverse kosten niet geaccepteerd:
a. logopedie.
De kosten van logopedie worden slechts vergoed indien kan
worden aangetoond dat de logopedie niet op medische gronden
maar uitsluitend uit onderwijskundig oogpunt wordt gegeven.
Om een verdere stagnatie in de vaststelling van de uitkering
te voorkomen is door het ministerie aangenomen dat aan het