-4-
bijlage nr. 137
Om het overleg ter zake te openen, hebben wij bij brief van 5
december 1974 (B. 4) de minister van volkshuisvesting en
ruimtelijke ordening omtrent de bestaande plannen en de besluit
vorming ter zake op de hoogte gebracht en hem verzocht te bevor
deren, dat die financiële steun ook wordt geboden.
Vorengenoemde brief is aanleiding geweest tot een tweetal ge
sprekken met genoemde minister; het is U bekend dat deze gesprek
ken hebben geresulteerd in de brief van 27 februari j.l. (B. 5).
Het lijkt ons juist nader op de inhoud van die brief in te gasff
Allereerst verklaart de minister zich in beginsel bereid, zijn
steun te verlenen aan de plannen tot bebouwing van de Haagse
Beemden. Beze beginsel-bereidheid wordt dan aan het slot van de
brief middels een ontbindende voorwaarde afhankelijk gesteld van
de uitkomst van de studie, die de Rijksplanologische dienst zal
entameren. Wij merken hierbij op, dat deze studievuitkomst als
ontbindende voorwaarde "kan" (niet: "zal") gelden: volgens de
ons gegeven mondelinge toelichting van de zijde van de minister
benadrukt de gekozen redactie het feit, dat de minister - nadat
de bedoelde studie is verricht - zich uitdrukkelijk het eindoor
deel voorbehoudt over de vraag of tot ontwikkeling van het plan
Haagse Beemden moet worden overgegaan.
Ter voorkoming van misverstanden zij er nogmaals op gewezen, dat
de in de brief bedoelde studie wordt verricht door en onder eind
verantwoordelijkheid van de Rijksplanologische dienst (in samen-'
werking met de Provinciale Planologische dienst en de Sociogra
fische dienst der gemeente) en dat het geenszins in de bedoeling
ligt, de reeds verrichte onderzoeken met betrekking tot de demo
grafische en planologische aspecten van het plan Haagse Beemden
te dupliceren; niet zonder bedoeling wordt in de brief het woord
"verifiëren" gebruikt: het ligt in de bedoeling het reeds ver
zamelde materiaal op juistheid te toetsen en te plaatsen tegen
de achtergrond van het door het Rijk voorgestane verstedelijkings-
bcleid