Bijlage nr., 161
-2-
projectsubsidie ons wel aanspreekt, zouden wij op dit moment
deze methodiek niet willen voorstellen op de volgende gronden.
Het bestuur heeft, zoals uit de brief blijkt en zoals dit ook
uit overleg is gebleken, slechts node de mogelijkheid van
projectsubsidie aangegeven. Dit is begrijpelijk omdat in de
experimentele periode tot en met 1976 een directe gebondenheid
aan gemeenten en projecten belemmerend kan verken op de uitbouw
van de gewestelijke functie en het gevaar bestaat dat de pro
jectkeuzen te veel worden bepaald door de subsidiegevers en
minder op basis van het belang van de projecten zelf.
Het is om deze reden dat wij ook voor 1975 een bijdiage van 0,10
per inwoner als subsidienorm willen handhaven, met dien verstande,
dat eventuele projecten in Breda niet extra worden gesubsidieerd
en onder voorwaarde dat projecten in deze gemeente tijdig
worden aangemeld, zodat hierover zo gewenst tijdig overleg
mogelijk is.
In zijn advies doet de culturele raad verder de suggestie een pro
ject aan te dragen in het kader van de permanente educatie. Op
grond van het bovenstaande menen wij deze suggestie niet te moeten
overnemen. Bovendien wijzen wij U erop dat de problematiek met be
trekking tot de permanente educatie door een door ons college inge
stelde ambtelijke werkgroep wordt voorbereid en geanalyseerd als
uitvloeisel van de door Uw raad bij de begrotingsbehandeling 1975
aangenomen en door ons college overgenomen motie.
Wij stellen Uw raad voor het Vormingsinstituut West-Brabant voor
1975 te subsidiëren op basis van 0,10 per inwoner, i.e. 11.750,-
dit -bedrag kan ten laste worden gebracht van de post initiatieven
en experimenten, volgnummer 31.3.144 van de begroting 1975 van de
algemene dienst.
Ons college doet dit voorstel overeenkomstig het advies van de vaste
commissie van advies en bijstand voor culturele zaken.
♦Ligt ter. visie in de
leeskamer.
Burgemeester en wethouders van Breda,
Merkx
burgemeester
van den Dam
secretaris