bijl. nr. 251 -7- over een eenmalige Rijksbijdrage aan het Waterschap West-Brabant? 2. Is het college eveneens van mening, dat een plafond moet worden gelegd in de heffingen, omdat anders o.a. het bedrijfsleven in grote moeilijkheden kan geraken? 3. Is het college ook van mening, dat - wanneer niet op korte ter mijn absolute duidelijkheid zal ontstaan over de huidige en toe komstige heffingen - potentiële vestigingskandidaten voor Breda en/of Rng'io zullen worden afgeschrikt en zich elders zullen ves tigen? 4. Is het college bereid net alle geoorloofde middelen het Water schap in haar activiteiten, om de heffingen te beperken, te steunen, desnoods door een uitspraak van de gemeenteraad van Breda te vragen en deze ter kennis te brengen aan de minister? MTWOORD 1. Ja 2. Het college is met alle bij deze aangelegenheid betrokken instan ties van mening dat het verloop van de heffingen, zowel wat de hoogte als de jaarlijkse stijgingen betreft, binnen aanvaardbare grenzen dient te blijven. 3.4. Het college is van mening dat de zuiveringsheffing gezien dient te worden als één der economische vestigigingsfactoren, waar van het gewicht voor verschillende bedrijfscategorieën kan varieren. Het is ook duidelijk dat een stijging van de heffing een aan tasting betekent van het economisch kwantificeerbare vestigings klimaat Gezien de huidige werkgelegenheidssituatie in West-Brabant dient iedere aantasting van het vestigingsklimaat in dit gebied van de hand te worden gewezen. Het college is dan ook bereid om - waar mogelijk - het 'Waterschap te steunen in haar activiteit en de heffing te beperken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 938