bij bijlage nr. 29
-6-
Aan artikel 39 wordt toegevoegd:
h. Se vakantie-uitkeringen, bedoeld in de Algemene Ouder
domswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet, worden geacht
op overeenkomstige wijze als het algemeen pensioen in
termijnen te worden uitbetaald.
In artikel 40 worden de navolgende wijzigingen aangebracht:
a. Lid 1 wordt gelezen als volgt:
iIndien een gehuwde vrouwdie geen zelfstandig recht heeft
op een algemeen pensioen noch duurzaam gescheiden van
haar echtgenoot leeft, recht heeft op een pensioen, wordt
laatstbedoeld pensioen voor de toepassing van deze para
graaf geacht aan haar echtgenoot te zijn toegekend met
ingang van de eerste dag van de maand, waarin zij de leef
tijd van 65 jaar bereikt, of zoveel later als het pensioen
is ingegaan.
b. Lid 3 wordt gelezen als volgt:
3. Indien aar de echtgenoot hetzij een pensioen, hetzij een
pensioen krachtens een andere regeling, als bedoeld in
artikel 41, lid 5, waarop met deze paragraaf overeenkomende
bepalingen van toepassing zijn, hetzij enig andor pensioen
als bedoeld in artikel 42, lid 1, dat uit hoofde van zijn
recht op algemeen pensioen wordt verminderd, is toegekend,
wordt de diensttijd waarnaar het por.3ioen van de vrouw is
berekend, of geacht wordt te zijn berekend, voor het, deel
dat samenvalt of geacht wordt samen te vallen met de
diensttijd van de echtgenoot, voor de toepassing van deze
paragraaf niet in aanmerking genomen.
De eerste volzin van artikel 41lid 4wordt gelezen als volg
4. Indien aan een belanghebbende pensioen is of geacht wordt
to zijn toegekend en tevens pensioen krachtens een andere
regeling, als bedoeld in het volgende lid is toegekend, of
voor do toepassing van met deze paragraaf overeenkomende
bepalingen van die regeling geacht wordt te zijn toegekend,
vinden de vorige leden voor zoveel mogelijk overeenkomstige