gemeente Breda bij bijlage nr. 209 De raad der gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 272, letter a en 273 van de gemeentewet, als mede op het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen; besluit: vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de on roerend -goedbelastingen. Voorwerp van de belastingen: belastbaar feit: belastingplicht. Artikel 1 1Ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerend goed worden onder de naam "onroerend-goedbelasting" jaarlijks geheven: a. een directe belasting van degene, die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed al dan niet krachtens een zakelijk recht of persoonlijk recht feitelijk gebruikt; b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belastingjaar van een onroerend goed het genot heeft krachtens het zakelijk recht. 2. Voor de toepassing van het eerste lid, letter a, wordt: a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als ge bruik door het hoofd van het huishouden; b. gebruik door degene aan wie het gebruik van een gedeelte van een onroerend goed is afgestaan, aangemerkt als gebruik door 'degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan: c. ingeval van verschillende soorten feitelijk gebruik alleen het belangrijkste in aanmerking genomen. 3. Voor de toepassing van het eerste lid, letter b, wordt als go- nothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt hij die bij het begin van het belastingjaar uls zodanig bij het kadaster

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1029