bij bijl. nr. 209 -4- toegekend, indien de bouw of de verbouwing reeds geheel was vol tooid. 6, In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid wordt' ten aanzien van gebouwde eigendommen met inbegrip van de onder grond en van hun gebouwde en ongebouwde aanhorigheden, welke eigen dommen tot woning dienen en deel uitmaken van op de voet van de natuurschoonwet 1928 (Stbl.63) aangewezen landgoederen, de waarde in het economische verkeer bepaald met inachtneming van een onderstel^ verplichting om die goederen gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regelen van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruike lijk is. Artikel 5. De heffingsgrondslag wordt vastgesteld naar de toestand bij het begin van het belastingjaar. Belastingtarief. Artikel 6. 1 Voor elke volle 3.000,van de heffingsgrondslag bedraagt de belasting bedoeld in artikel 1letter a 7,50 artikel 1 letter b 10, 2, De belasting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, letter a, wordt niet .geheven ter zake van een onroerend goe<J, indien de heffings- grondslag minder beloopt dan 6.000, 3. Belastingaanslagen van minder dan 10,worden niet opgelegd. Vrijstellingen. Artikel 7. Een in artikel 1 bedoelde belasting wordt niet geheven ter zake van: 1gebouwde eigendommen met inbegrip van de ondergrond en van hun ge bouwde en ongebouwde aanhorigheden welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezin ningsbijeenkomsten in de zin van de artikelen 13 en 14 van de Wet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1032