bij bijlage nr. 219
-2-
en als zodanig gewaarmerkte tekening en op de nog nader door burge
meester en wethouders aan te wijzen parkeerterreinen.
Artikel 4.
1. Burgemeester en wethouders bepalen de tijd, gedurende welke
motorrijtuigen op meer dan twee wielen onafgebroken op de in
artikel 3 bedoelde terreinen mogen worden geparkeerd.
2. De door burgemeester en wethouders ingevolge het eerste lid te
bepalen tijd mag ten hoogste vier uur bedragen.
3. De ingevolge het eerste lid bepaalde tijd wordt op de automaat
aangegeven.
Artikel 5.
Het aanwijzingsbesluit, als bedoeld in artikel 3, wordt op de gebrui
kelijke wijze ter openbare kennis gebracht.
Artikel 6.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ontheffing
verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 3.
Hoofdstuk II: Regel3 inzake heffing en invordering van parkeergelden.
Artikel 7.
Voor het parkeren van motorrijtuigen op meer dan twee wielen op
plaatsen, als bedoeld in artikel 3, wordt een recht geheven.
Artikel 8.
Het recht, bedoeld in artikel 7, wordt geheven van degene, die een
motorrijtuig parkeert op de in artikel 3 bedoelde parkeerterreinen.