-2- king tot "zwart werken" in België zouden hebben plaatsge vonden, niet met feiten konden worden gestaafd. 2. Mede gezien het bovenstaande achten wij het niet zinvol om de T.R.O.S. te verzoeken alsnog de burgerij van de inhoud van bovengenoemd interview in kennis te stellen. VRAAG (gesteld ingevolge art. 40, 2e lid R.v.O. d.d. 24-2-1976). A de heer J.A. van den Wijngaard'\j j Dagelijks merk ik, dat Uw besturen van onze stad is gericht op de leefbaarheid van de gehele gemeenschap. Soms wordt dat op markante punten in bepaalde wijken nog eens extra geaccentueerd. Zo heb ik het althans eivaren, toen eind 1974, in de Belcrumwijk, de speeltuin, aan het einde van de Leeuwerikstraat een geweldige opknapbeurt gekregen heeft. De Belcrumbewoners zijn U daar zéér dankbaar voor. Immers nadien hadden onze kleuters weer een fijne zandbak, de kleintjes kon fietsen en steppen geleerd worden op het verhard gedeelte en de jeugdigen hadden weer een ehotveld. Voorzitter, groot is nu de droefheid bij de vele Belcrumbewoners, jong en oud. Immers nu, voorjaar 1976, is de speelruimte van zandbak tot shot- veld geheel onbruikbaar geworden. Het is veranderd en wordt gebruikt als EEN GROOT OPENBAAR HONDENTOILET. Ter toelichting zend ik U hierbij een afschrift van de brief die ik mocht ontvangen betreffende bovenstaand probleem, ondertekend door 85 gezinshoofden, woonachtig in de directe nabijheid van de speelruimte. Voorzitter, vervolgens de vragen: Vraag 1Is het nog steeds een taak van de gemeentelijke overheid ALLE burgers blijvend positief te beïnvloeden, ten aan zien van hun verantwoordenjkheid van hun leefbaarheid of milieu in hun onmiddellijke omgeving? Vraag 2. Kan de Gemeentelijke Overheid van Breda, zich eens nader oriënteren bij de diverse randgemeenten, waar men aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1093