aan de raad der
gemeente Breda
SD/77120
25-8-1976
Bijlage nr. 2S'j
Preadvies van. burgemeester en wet
houders inzake de concept-gemeen
schappelijke regeling "V/oonwagen-
schap Breda"
In oktober 1970 kondigde de toenmalige minister van C.R.M. met-be
trekking tot het regime van de regionale woonwagencentra een meer ge
nuanceerd beleid aan.
Indien de omstandigheden dit noodzakelijk maakten, zouden naast het
regionale centrum ook kleine centra in de bestaande rijksbijdrage
regeling betrokken kunnen worden.
De in 1970 schuchter aangekondigde beleidsombuiging is in de Rege
ringsnota Woonwagenbeleid 1975 consequent doorgetrokken.
Kernpunt in de nota is, dat er een voldoende aantal passende kleine
centra naast of zo nodig in de plaats van de bestaande grote centra
moeten worden ingericht.
Tot aan het begin van de zeventiger jaren werd als een van de mid
delen gezien om het welzijnsbeleid met betrekking tot woonwagenbe
woners te realiseren de bevordering van de totstandkoming van regio
nale woonwagencentra. Hierbij werd gedacht aan een vijftigtal over
Nederland verspreide centra.
De situatie op het regionale centrum in Breda, dat een maximale
capaciteit van 90 woonwagens heeft, maar gemiddeld door 130 woon
wagens bezet wordt, heeft er toe geleid, dat het bestuur van het
woonwagencentrum al vanaf ongeveer 1971 decentralisatie nagestreefd
heeft. De betrokken gemeentebesturen hebben hiertegenover een zeer
afwachtende houding aangenomen.
Bij schrijven van 19 juni 1975 heeft het bestuur van het Woonwagen-
centrum Breda de deelnemende gemeenten uitvoerig geïnformeerd over
de noodzakelijkheid van een regionaal spreidingsplan en de mening van
deze gemeentebesturen hierover gevraagd.
Dit plan, dat ook door het provinciaal bestuur wordt onderschreven,