bijlage nr. 295
-4-
naar onze mening ook in het belang van de woonwagenbevolking zelf.
Het is echter zeer wel mogelijk om de gemeenschappelijke regeling
als een overgangssituatie te beschouwen. Over enige jaren kan
blijken, dat een gemeenschappelijke regeling niet meer nodig of
zelfs niet meer wenselijk is, wanneer namelijk de gespreide centra
en de bevolking daarvan meer en meer in de plaatselijke samenleving
geïntegreerd zijn.
De concept-gemeenschappelijke regeling gaat uit van een capaciteit
van uiteindelijk 60 wagens op het Bredase Centrum. Op zich is het
getal van 60 betrekkelijk willekeurig. Gelet op de mogelijkheden, die
het perceel aan de Terheijdenseweg biedt en het feit, dat een aantal
van 60 wagens meer dan een halvering van het bestaande aantal betekent,
achten wij een centrum van 60 wagens aanvaardbaar. Wij menen, dat een
centrum van 60 wagens de mogelijkheid van een leefbare gemeenschap
biedt en de handhaving van een redelijk voorzieningenpeil.
Verder ingaande op de tekst van de regeling willen wij het volgende
nog opmerken
- Artikelen 10 ai 17. De bevoegdheden zijn, gerelateerd aan de taak
van de gemeenschappelijke regeling, niet scherp genoeg geformuleerd.
Zo zijn bijvoorbeeld de uitvoering van de Algemene Bijstandswet, de
Rijksgroepsregeling in het kader van de Algemene Bijstandswet,
de Wet Werkloosheidsvoorziening- en andere financiële uitkerings
regelingen, die door de afzonderlijke gemeenbesturen zullen wordeni
uitgevoerd 'niet in de tekst uitgesloten.
- Artikelen 29 -31De.secretaris en penningmeester blijven naar
onze mening in dienst van de gemeenten, waar zij voor hun benoe
ming tot secretaris respectievelijk penningmeester in dienst
waren. Naar onze mening is daarom artikel 33 op hen niet van toe
passing.
- Artikel 37. Eigendomsverwerving van grond voor de oprichting van