bijlage nr. 354 -2- 2.1. Openbaar onderwijs. Ingevolge artikel 26 van de lager onderwijswet 1920 dient bij de regeling der schooltijden door het vrijgeven van uitdrukke lijk in de regeling genoemde uren gezorgd te worden, dat de schoolgaande kinderen in de schoollokalen of elders godsdienst onderwijs van de godsdienstleraren kunnen genieten. De voor het godsdienstonderwijs bestemde uren vallen binnen de school- tijden en worden voor elke school vastgesteld in overeenstemming met de door de kerkelijke gemeente of de plaatselijke kerk voor die school aangewezen godsdienstleraar, of met die kerkelijke gemeente of plaatselijke kerk zelf, welke de godsdienstleraar voor dit doel aanwijst. In dit artikel is voorts bepaald, dat de schoollokalen zo nodig verwarmd en verlicht kosteloos be schikbaar gesteld dienen te worden. Uit jurisprudentieparlementaire behandeling e.d. kan het na volgende worden aangetekend: - godsdienstleraren maken geen deel uit van het personeel van de openbare school zodat deze uit dien hoofde geen aanspraak hebben op vergoeding uit de openbare kas; - de kerkelijke instanties zijn niet verplicht, doch wel be voegd, tot godsdienstonderwijs, terwijl er voor de leerlingen geen verplichting bestaat het godsdienstonderwijs te volgen; j - artikel 26 vormt geen beletsel voor het tot standbrengen van een gemeentelijke subsidieregeling (op dit punt wordt nader teruggekomen) In artikel 42 van de lager onderwijswet is onder meer gesteld: - het schoolonderwijs wordt onder het aanleren van gepaste nut tige kundigheden dienstbaar gemaakt aan de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens van de kinderen, aan hun lichame lijke oefening en aan hun opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden; - de onderwijzer onthoudt zich van iets te leren, te doen of

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1602