i 41 bijlage nr. 363 -2- Het ligt in de bedoeling een gedeelte van het plan zover gereed te maken dat eind maart een begin kan worden gemaakt met de realisering van de woningbouw, terwijl de voortgang van de ver dere, ontwerpwerkzaamheden zodanig is, dat verantwoorde conti nuering zal kunnen plaatsvinden. Gezien de spoed die zowel op het niveau van gemeente, rijk en provincie bij de realisering geboden wordt geacht, is het nood zakelijk via een voorbereidingsbesluit op basis van artikel 21 van de Vlet op de Ruimtelijke Ordening een Juridische basis te creëren om te komen tot afgifte van bouwvergunningen. Een dergelijk besluit verschaft, na publikatie, burgemeester en wethouders de mogelijkheid om op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening Juncto artikel 50, lid 8 van de Woning wet, na verkregen verklaringen van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten, te anticiperen op het in voorbereiding zijnde bestem mingsplan. Deze verklaring van geen bezwaar geven Gedeputeerde Staten slechts af nadat een ieder in de gelegenheid is gesteld tegen de ingediende bouwplannen'bezwaren in te dienen, waartoe telkens een publikatie in de pers zal plaatsvinden. De betreffende bouwaanvragen zullen tevens ter kennis van de raadscommissies voor ruimtelijke ordening en openbare werken worden gebracht. Via het continu overleg zal de St.A.R. ook bij de planvoorbereiding betrokken blijven. Wij stellen om de volgende redenen Uw raad Voor dit besluit te laten gelden voor het op de kaart no. 48625 aangegeven terrein: - het gebied omvat mede de noodzakelijke hoofdontsluiting, waar van zowel de brug Moerlaken (raadsbesluit d.d. 17 april 1975) als de doorgetrokken Mijkenbroek (raadsbesluit d.d. 16 Januari 1975) onderdeel vormen. Een ontsluiting die mede ten dienste van het industriegebied (raadsbesluit d.d. 15 mei 1975) wordt aangelegd en bezwaarlijk in meerdere fasen kan worden uitge voerd; - het'gebied, gebruikt voor de lozing van het C.S.M.-slib, ten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1673