bijlage nr. 397 _7_
indruk dat de ontwikkeling van het J.A.C. sou leiden tot een ver
waarlozing van de directe hulpverlening. Deze indruk werd nog
bevestigd, toen de adviesgroep van het J.A.C. het "informatie
mapje" uitgereikt kreeg als zijnde de weergave van hoe het J.A.C.
nu dacht te gaan werken. Een van de stukken uit dit mapje beschreef
dat het J.A.C. alleen nog hulp zou bieden aan mensen met een pro
bleem dat terug te voeren was tot een van de probleemvelden waaraan
het J.A.C. prioriteit wilde verlenen. Andere hulpvragers zouden
worden doorverwezen naar andere instellingen.
De adviesgroep adolescentievraagstukken deelde op grond van deze
(gebrekkige) informatie mede dat zij met het J.A.C. een discussie
over doelstelling en werkwijze van het J.A.C. wenste aar. te gaan en
stelde daarbij, dat indien de indruk die zij had verkregen middels
de door het J.A.C. verstrekte informatie juist zou blijken te zijn,
zij ons college zou adviseren Uw raad voor te stellen de subsidie
verstrekking aan het J.A.C. te stoppen, aangezien het J.A.C. niet
langer beschouwd zou kunnen worden als een hulpverleningsinstelling
voor alle jongeren.
Door het J.A.C. 'werd duidelijk gemaakt dat de informatie op grond
waarvan de adviesgroep tot haar voorlopige conclusie was gekomen
berustte op een misverstand: het bewuste stuk was een concept, dat
nog niet naar buiten had gemogen en dat inmiddels door het J.A.C.
was verworpen en herschreven.
Het J.A.C. verzekerde dat het J.A.C. altijd al hulp heeft geboden
aan alle jongeren en dat ook zal blijven doen.
In de discussie over doelstelling en werkwijze van het J.A.C. toon
de het J.A.C. aan dat zij nog geheel volgens de destijds geformu
leerde doelstelling en middelen werkte en wilde werken.
Wel bestond er een verschil van opvatting in de waai'dering var. de
twee functies van het J.A.C.
De adviesgroep stelde, en dat is tevens de opvatting van ens college,
dat de eerste taak van het J.A.C. ligt in het verlenen van directe
hulp aan jongeren (eerste functie) en dat de tweede functie van het
J.A.C., het werken aan de maatschappelijke oorzaken var. de pro
blemen, beschouwd moet worden als een uit de eerste functie voort
vloeiende activiteit. Het J.A.C. ziet deze functies als twee