Wij mer.en namelijk een duidelijke opening in die richting te hebben
onderkend in het antwoord van de Staatssecretaris op vragen van
de Tweede-Kamerleden Cornelissen en Dees over deze aangelegenheid.
Hierbij hebben wij mede in acht genomen, dat de verwezenlijking daar
van niet op zeer korte termijn is voorzien, zodat er een zekere tijds
ruimte beschikbaar is om tot regelingen met het ministerie van
Defensie te komen.
b. o"j?ip;ssh3 fihaecieee hiddsleh
Tijdens de inspraak is gebleken, dat er veel misverstanden bestaan
ten aanzien van de reikwijdte en toepassingsmogelijkheden van een
aantal bestaande juridische regelingen. Ket name betrof dit de toe
passing van artikel 56 van de Woningwet en de aanwijzing van gebieden
tot Beschermd Stadsgezicht.
Voor een goed begrip is het wellicht nuttig, dat wij hier wat dieper
ingaan op de bestaande juridische mogelijkheden.
1 V/et op de Ruimtelijke Ordening.
Op basis van deze wet kunnen als een belangrijk instrument bestem
mingsplannen worden vastgesteld, welke aangeven wat en hoe er ge
bouwd mag worden.
Verder kan door middel van bestemmingsplannen ongewenst gebruik
van gebouwen en terreinen worden tegengegaan.
Een dergelijk verbod kan echter niet absoluut worden gesteld, omdat
het meest doelmatig gebruik altijd toegelaten moet worden. Een
nieuw bestemmingsplan heeft verder geen terugwerkende kracht,
zodat bestaande misstanden of uitwassen daarmede niet kunnen
worden teruggedrongen.
Bestaande ongewenste toestanden zullen op grond van het overgangs-'
recht getolereerd moeten blijven.
Voorts kan in bet kader van diezelfde wet door de raad een voor
bereid ingsbcsluit worden genomen om te voorkomen, dat bebouwing
wordt opgericht, welke zich niet verdraagt met de voorgenomen in
richting en bestemming van een bepaald gebied-. Gedurende de wer
king van een dergelijk besluit (ddn jaar) moet de beslissing op