bijl. nr. 54 -2- dacht voor andere vormen van cultuur en de stimulering van een bewuste levenshouding. Verder kan worden gesteld dat het sub sidieverzoek binnen de in de cultuurnota gestelde prioriteiten ligt. Het gaat namelijk over kunstzinnige vorming en educatie en het betreft tevens de plaats en de positie van de kunstenaar. Ten slotte zijn er een aantal andere criteria. De toetsing hieraan leidt tevens tot een positieve benadering van het verzoek: - de behoefte aan dergelijke activiteiten is in de afgelopen jaren duidelijk bewezen; - de Kritiese Filmers hebben goed gefuntioneerd zonder overheids steun ten koste van eigen inkomen; - de eigen middelen zijn ontoereikend. Het is duidelijk dat het functioneren van de Kritiese Filmers slechts voor een deel rechtstreeks van gemeentelijk belang is, omdat de activiteiten landelijk gericht zijn. Het belang zit voor namelijk in de creativiteit, die ter plaatse wordt ontwikkeld en die van directe invloed is op de plaatselijke samenleving. Bovengenoemde overwegingen geven grond voor een gemeentelijke bijdrage, doch anderzijds onvoldoende grond voor een evenredige bijdrage in de totale exploitatiekosten. Het gemeentelijk belang kan naar onze mening het best tot uit drukking worden gebracht in een bijdrage in de huisvestings kosten, zoals ook door de Culturele Raad wordt geadviseerd. Het belang kan verder tot uitirukkking worden gebracht in de hoogte van de bijdrage, die analoog aan het advies van de Culturele Raad en gezien de werkelijke exploitatiekosten zou kunnen worden gesteld op 10.000,voor 1976. Gezien het bovenstaande stellen wij Uw raad voor aan de werk gemeenschap De Kritiese Filmers voor 1976 een subsidie toe te kennen van 10.000, Dit bedrag kan ten laste worden gebracht van de begrotingspost kunstzinnige vorming voor jeugd en jongeren (volgnr. 31.3.084).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 280