bijl. nr. 77 lant in het beroepschrift met betrekking tot door het gemeentebe stuur geconstateerde gebreken geen afdingende argumenten naar voren brengt. Hij stelt in zijn brief het volgende: 1De huurster van de woning Teteringenstraat 32a moet in december 1976 het pand verlaten. 2. Zij heeft nooit klachten aan hem kenbaar gemaakt en zal alvorens het pand te verlaten dit grondig vernielen. 3. Boor wateroverlast heeft hij reeds 2.100,aan kosten gehad en financieel is hij niet meer in staat de benodigde voorzie ningen te treffen. Mocht het onder sub 1 gestelde juist zijn, dan nog moeten de voor zieningen getroffen worden, omdat de termijn tot december 1976 te lang is om deze voorzieningen achterwege te laten. Volgens artikel 25, lid 4 is degene tot wie de aanschrijving, als bedoeld in de vorige leden van artikel 25is gericht verplicht daaraan te voldoen. Op 11 juli 1975 is de heer Sonder door de directeur van openbare werken reeds verzocht de nodige voorzieningen te treffen naar aan leiding van gegronde klachten van de huurster. Hierop heeft hij echter niet gereageerd. Afgezien van de financiële toestand van de heer Sonder zullen de in de aanschrijving geëiste voorzieningen in elk geval toch getrof fen moeten worden, zo nodig uit te voeren van gemeentewege, waar bij met betrokkene een financiële terugbetalingsregeling getroffen zou kunnen worden. Wij stellen U derhalve voor overeenkomstig bijgevoegd concept te besluiten het beroep van de heer Sonder ongegrond te verklaren. Ons college doet dit voorstel overeenkomstig het advies van de commissie openbare werken. *)Ligt ter visie in Burgemeester en wethouders van Breda, Merkx burgemeester. Van don Dam secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 402