bijl. nr. 78 -2- vaststelling van. de werkelijke stichtingskosten door het rijk. Hoewel deze fase op zeker ogenblik wel was bereikt hebben wij toch een desbetreffend voorstel nog nagelaten. Wij zijn namelijk met het ministerie nog in correspondentie over enkele aspecten van deze aangelegenheid, waarbij wij ons vooral hebben afgezet tegen het niet in de stichtingskosten - en in de becijferde kostprijshuur - opnemen van de kosten der terreinvoor zieningen, alsook die van de legeskosten bouwergunning. Beide zijn onvermijdelijke posten, die naar ons inzicht wel degelijk als stichtingskosten in aanmerking dienen te worden genomen. V/ij verwachten vooralsnog niet op korte termijn een reactie en/of beslissing van het ministerie. Doch wij zijn niettemin van mening, dat het na een tijdsverloop van ruim 4 jaar, waarbij eigendom en exploitatie van de woningen niet in één hand zijn, niet juist is om de overdracht te blijven uitstellen, te meer waar ook het bestuur van de bouwereniging regelmatig - op overdracht aandringt. Verder achten wij genoemd tijdsverloop ook een argument om de over- drachtsprijs nu niet meer te conformeren aan de oorspronkelijke grond-, bouw- en andere kosten, doch daarvoor te nemen het totaal vai de boekwaarden van het complex op de datum van verrekening van de koopsom. Ons streven is erop gericht om het notarieel transport zo spoedig mogelijk te bewerkstelligen, doch daarbij als datum van verrekening te nemen 11 februari 1976, zijnde dan (datum transport) de laatst gepasseerde vaste vervaldag der annuïteiten van de aan de gemeente ten behoeve van dit complex verstrekte leningen uit 's rijkskas. Immers de totale boekwaarde i3 dan gelijk - of moet gelijk ge steld worden - aan de schuldrestanten van die leningen, vermeer derd met. de boekwaarden van de niet aldus gefinancierde objecten of anderszins, waarvan boven al voorbeelden zijn genoemd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 405