bijl. nr. 80 -2- 'Jj-'Tar'.rspnr.t Wij menen dat de ITota -werkterreinen 75-87 zodanig is gestruc tureerd dat wij niet nader behoeven in te gaan op de door ons college onderschreven vooronderstellingen welke aan de raming van de additionele werkterreinbehoefte ten grondslag liggen. Ket door ons college voor deze nota gekozen uitgangspunt wordt echter van dermate grote betekenis geacht dat wij met enige nadruk Uw aandacht willen vestigen op de overweging dat de gemeente Breda in de gehele onderzoeksperiode werkgelegenheid mogelijk dient te maken voor de eigen beroepsbevolking. Hoewel dit uitgangspunt zeker niet nieuw genoemd kan worden verdient het ook voor deze planperiode weer als basis te worden genomen voor het werkgelegenheidsbeleid, met name vanuit de wenselijkheid de woon- werkafstand zo kort mogelijk te houden. Evenzeer van betekenis blijft daarnaast de geconstateer de regionale functie van Breda, welke tot uitdrukking wordt gebracht in de becijferingen door een onveranderde pendel. Kwantiteit en prijs werkterreinen» Bij een bebouwing in het gebied Haagse Beenden tot 1987 met ca. 10.000 woningen raamt de sociografische dienst een additio nele werkterreinbehoefte (exclusief zuivere kantoorterreinep) van ca. 122 ha. netto, in welke oppervlakte dan niet de ge schatte werkvoorraad voor de eerste jaren na 1986 is begrepen. In het structuurplan Haagse Beemden is voorzien in ca. 32 ha. 1), industrieterrein, in ca. 13 ha. werkterreinen in randzones en in ca. 13 ha. werkterrein voor kleine ambachtelijke bedrijven Gecombineerd met de nog resterende hoeveelheid industrie terrein en met de aanwezige optieterreinen tot een totaalopper vlakte van ca. 10 ha. die in de periode tot 1987 aan de creatie van werkgelegenheid een bijdrage kunnen leveren, betekent een en ander een realiseerbare hoeveelheid werkterrein van ca. 73 ha Duidelijk is dan ook dat buiten het gebied van de Haagse Beemden nog mogelijkheden dienen te worden gecreëerd voor totaal ca.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 423