bijl. nr. VJO -3- de commissieleden eer» aantal opmerkingen gemaakt. De belangrijkste daarvan betrof het voorgestelde artikel 10 lid 2, dat ala volgt luidt; "leden, die uit hoofde van hun beroep direct belanghebbende zijn bij het behandelde onderwerp, nemen niet deel aan do stemmingen noch aan de discussie en geven slechts op ver zoek informatie". Deze regeling wordt voorgesteld, omdat in de geldende verordening de waarborg voor de objectiviteit van de St.A.R.-adviezen inzake aange legenheden, waarbij leden van de adviesraad uit hoofde van hun dage lijkse bezigheden direct betrokken zijn, ontbreekt. Zodoende kon verschil ban inzicht ontstaan tussen ons college en ca otedebouwkundige adviesraad omtrent de positie van deze leden van de St.A.R. Zoals U bekend is, is dii probleem naar voren gekomen, toen aan de orde kwam de participatie van stedebouwku»ndigen/arohitecten bij het ontwikkelen van plannen in de Haagse Beemden. Vanuit de commissie ruimtelijke ordening werd erop aangedrongen cm het gestelde in artikel 10 lid 2 ook te laten gelden voer de werk groepen var. de adviesraad, waar immers belangrijk voorbereidend werk wordt verricht. Gezien het principiële karakter van deze opmerking en gelet op het feit, dat de wijziging, zoals die i3 neergelegd in artikel 10 lid 2 in overleg tussen ons college en de steóebouvkundige adviesraad is voorgesteld, meenden wij dienaangaande eerst overleg te moeten plegen met de adviesraad. Cp 6 april j.l. heeft een gesprek met het dagelijks bestuur van de stedobouwkundige adviesraad plaatsgevonden, waarbij het bovenstaande aan de orde is geweest. Met het dagelijks bestuur is afgesproken, dat: de opmerking van de commissie ruimtelijke ordening inzake artikel 10 lid 2 in de eerstvolgende plenaire vergadering van de adviesraad (23 april a.a.) aan do orde"zal worden gesteld. Natst de adviesraad zich hierover hoeft uitgesproken zullen wij - zo mogelijk - in do vergadering van Uw raad van 20 mei as. afzonderlijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 707