-4- In elk geval zal bij het opstellen van het scholenbouwplan reke ning worden gehouden met het multifunctioneel gebruik van de daarvoor in aanmerking komende ruimten. Bij het present stellen van het openbaar lager onderwijs in Princenhage-kern, centraal ten opzichte van de onderscheidene woonbuurten binnen het totale verzorgingsgebied, zijn wij van oordeel dat - mede in het licht van de komende integratie kleuter- en lager onderwijs tot het basisonderwijs voor 4 tot 12 jarigen - het openbaar kleuter onderwijs in Breda-West niet mag ontbreken. Op basis van recente sociografische gegevens mag worden ver wacht dat voor het openbaar kleuter onderwijs in dit stadsgedeel te voldoende belangstelling zal bestaan en dat in ruime mate kan worden voldaan aan de wettelijke stichtingsnorm inzake het mini mum-aantal kleuters, zoals is neergelegd in artikel 9, lid 2, der kleuteronderwijswet. In gerede mag worden aangenomen dat voor de jaren rond 1980, de te stichten kleuterschool zal worden bezocht door een 90-tal kleuters (minimum-aantal 60), terwijl dit aantal daarna eniger mate zal gaan teruglopen in verband met het verwerken van de "piek", welke zich in de jonge woonbuurten in de eerste jaren tijdens de opbouw steeds voordoet. In verband hiermede zouden wij de kleuterafdeling voor het openbaar basisonderwijs in de definitieve situatie willen be perken tot twee kleutergroepen. De omvang van de nieuwbouw ten behoeve van het openbaar lager onderwijs willen wij - eveneens uitgaande van de definitieve situatie - afstemmen op de omvang zoals die in het kader van de bij Uw besluit van 22 april 1971 genomerj beslissing werd be paald, namelijk op zes leslokalen met de nodige nevenaccommo datie Omtrent het present stellen van het openbaar basisonderwijs in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 717