aan de raad der
jemeente Breda
Bijlage nr. 15'
Voorstel van burgemeester en
wethouders tot onbewoonbaarver
klaring van de woning Spoor
straat 38a.
Uit een onderzoek is gebleken, dat de woning Spoorstraat 38a
ongeschikt is ter bewoning.
Op 19 augustus 1970 kwamen klachten binnen van de toenmalige
i -X-
'oewoner. De eigenaar werd medegedeeld dat op 9 oktober 1970
alles zo spoedig mogelijk te herstellen en de bewoner werd verzocht
na verloop van 1 maand te berichten of zulks wa3 geschied;
Op 9 november 1970 werd medegedeeld, dat er niet3 was gebeurd.
Daarop werd door de directeur openbare werken de eigenaar op 10
december 1 970 medegedeelddat voorgesteld zou worden de woning
onbewoonbaar te laten verklaren. De accountant van de eigenaar
liet weten, dat er bezwaar bestond tegen onbewoor.baarverklaring,
niet tegen aanschrijving.
Op 20 april 1971 is de eigenaar aangeschreven de noodzakelijke
voorzieningen te treffen of de bewoning te doen staken. Het treffen
van de voorzieningen is regelmatig uitgesteld, omdat volgens de
eigenaar eerst het pand ontruimd moest zijn in verband met de hoge
kosten van de werkzaamheden tijdons de bewoning van het pand.
Op 7 mei 1971 is aan de zaakwaarnemer van de eigenaar geschreven,
dat, indien niet voldaan zou worden aan de aanschrijving, de ge-
^meenteraad zou worden voorgesteld de woning onbewoonbaar te ver
klaren. Daarna zijn wel een aantal voorzieningen getroffen, maar
niet zodanig, dat de woning daardoor wederom geschikt zou worden
ter bewoning.
Op 10 januari 1972 is de woning ontruimd.
Van gemeentewege is daarna niets neer ondernomen, daar aangenomen
werd, dat dit pand niet meer voor bewoning zou worden afgestaan.
In mei 1974 is het pand echter weer betrokken en in december 1974
zijn opnieuw ernstige klachten van de huidige bewoner over do onder-
houdstoestand van de woning binnengekomen, V/ij hebben alsnog
St/3/60223
21-4-1 976