aan de raad der gemeente Breda Bijlago nr. 16 0nd/1/50ó07 Voorstel van burgemeester en wet- 23-12-1975 houders tot vaststelling van de wij ze van vervoer, waarop de ver goeding van de vervoerskosten ge baseerd zal zijn voor leerlingen van scholen voor buitengewoon onderwijs. De voor het buitengewoon lager onderwijs geldende bepalingen van artikel 13 van de Lager-onderwijswet 1920 houden na 1 januari 1975 - tengevolge van de wetswijzigingen, zoals deze bij de Wet van 25 april 1974 (Stb. 271) zijn aangebracht - het volgende in: 1. te rekenen vanaf 1 januari 1975 wordt aan de ouders, voogden of verzorgers van het merendeel der leerlingen van scholen voor buitengewoon onderwijs - uitgezonderd de scholen genoemd onder 3 - desverlar.gd uit de gemeentekas een vergoeding ver leend van de aan het schoolbezoek verbonden vervoerskosten; 2. voor de leerlingen van scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, van scholen voor debiele kinderen en van scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, die jonger zijn dan 14 jaar wordt eveneens een vergoeding verleend; 3. de onder 1 uitgezonderde scholen betreffen de scholen voor schipperskinderen, voor woonwagenkinderen en die voor kinderen van kermisexploitanten. Voorts gelden de volgende belangrijke en relevante voorwaarden en bepalingen: a. de school waar het gewenste onderwijs wordt gegeven, kan ook zijn gelegen in een naburige gemeente; b. de gemeente is bevoegd om in plaats van een vergoeding in geld te geven, het vervoer te verzorgen of te doen verzorgen; c. de vergoeding bestaat uit de kosten van het vervoer op de wijze, die afhankelijk van de soort buitengewoon onderwijs, door de raad van de gemeente wordt vastgesteld. Ten opzichte van de oude situatie betekent dit voor onze gemeente,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 85