aan de raad der gemeente Breda P/1/86370 15-12-1970 Bijlage nr. 39 Voorstel van burgemeester en wet houders tot wijziging van de uitke ringsverordening Een aantal van de door ons in dit voorstel voorgestane wijzigingen zijn louter bedoeld als verduidelijkingen van de bestaande tekst om op deze wijze mogelijke misverstanden te voorkomen (zie artikel 11 lid 1 en artikel 15, lid. 2). Artikel 13, de leden 1 en 2wordt herschreven om de volgende reden: bij de opschortingsbepaling zoals die nu luidt blijft het ambtenaar schap in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet behouden en moet de gemeente de premie voldoen. Over de periode dat geen uitkering wordt genoten heeft de gewezen ambtenaar weliswaar op grond van het vijfde lid van artikel D 3 van de Algemene burgerlijke pensioenwet de verplichting het op hem verhaalbare gedeelte van de pensioenpremie als een op hem rustende schuld aan de gemeente te voldoen, maar de enige sanctie die op het niet-voldoen staat is het niet-meetellen van de diensttijd bij de berekening van het pensioen van de niet- betaalde periode. De gemeentelijke afdracht wordt in die situatie echter niet gerestitueerd. Door nu de opschortingsbepaling te laten vervallen en een soort "doorwerkingsbepaling" op te nemen,'zoals ook bij de sociale verzekering geldt, namelijk dat een werknemer bij opnieuw intredende werkloosheid binnen een bepaalde termijn terugvalt op de oude bedrijfsvereniging (er is immers een periode geen werkloosheid), wordt voorkomen dat hier ten onrechte en ten onnutte gelden uit de gemeentekas vloeien. Het is in het belang zowel van betrokkene als van de gemeente dat geen kans op verwijzing naar ander werk verloren gaat. Daarom wordt de wijziging van artikel 19, lid 2, voorgesteld, omdat deze situatie zich ook in onze gemeente kan voordoenr

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 137