-11-
bijl. nr. 369
Vraag 3:
Dient niet ook de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne
alsnog te worden benaderd over de acute milieu-hygiënische pro
blemen en de onveilige situatie ten einde meer ingrijpende maat
regelen te treffen, zoals wellicht rijverbod in nachtelijke uren
van zwaar vrachtvervoer, aanmelding en surveillance bij vervoer
van gevaarlijke stukken, snelheidsbeperking tot 50 km per uur,
elektronische bewaking e.d.?
Antwoord:
Zoals U bekend is aan de minister van Verkeer en Waterstaat een
brief verstuurd waarin de argumenten welke pleiten voor een snelle
doortrekking van de RW 58 nog eens verwoord worden en waarin de
Minister met klem verzocht is de beslissing inzake het uitstel van
genoemde doortrekking te herzien.
Naar onze mening zal een schrijven aan de Minister van Volksge
zondheid en Milieuhygiëne weinig effect ressorteren aangezien de,
primair verantwoordelijk, minister van Verkeer en Waterstaat ver
klaard heeft niet over de benodigde financiële middelen te beschik
ken. Wij overwegen een dergelijk schrijven dan ook niet.
Alvorens op de voorgestelde meer ingrijpende maatregelen in te gaan
dient vermeld te worden dat de zuidelijke rondweg in beheer is bij
Rijkswaterstaat en dat dus alle verkeersmaatregelen op deze weg tot
de competentie van Rijkswaterstaat behoren.
Indien Breda zou komen tot een nachtelijke rijverbod voor vrachtauto's
eventueel voor een aantal wijken, dan zal daarbij zeker de zuidelijke
rondweg uitgezonderd worden. Een dergelijk rijverbod heeft alleen ef
fect indien landelijk wordt bepaald dat tijdens de nachtelijke uren
geen zwaar vrachtverkeer mag plaatsvinden of indien het verbod zal
gelden voor al 1e wegen in Breda, omdat anders het verkeer zich via
allerlei sluiproutes zal verplaatsen.
De aanmelding van vervoer van gevaarlijke stoffen is wettelijk geregeld,
althans voorzover het stoffen betreft die genoemd worden in een der
klassen van de wet gevaarlijke stoffen. De begeleiding van het vervoer
van gevaarlijke stoffen lijkt niet zinvol, omdat door een dergelijke
begeleiding het gevaar op zich niet vermindert.