bijlage nr. 403 -3- in het Rayon Breda" een dergelijk bureau, bij de G.S.D. aangehaakt, op te richten. Wel hebben wij gemeend ten aanzien van de toekomstige gang van zaken algemene maatregelen te moeten stellen, opdat de werkwijze van het bureau geen negatieve gevolgen zal hebben voor -en dit is het overgrote deel- de bonafide cliënten van de G.S.D. Een nadere nuancering van het genoemde advies is derhalve gewenst. Ten aanzien van het gestelde op bladzijde 6. onder punt 3.1. willen wij stellen dat de resultaten van de verbetering van de bestaande wetgeving nogal lang op zich laten wachten, vooral de bijdrage welke de coördinatie van de sociale zekerheidswetgeving betreft. Voor wat betreft het gestelde onder punt 3-2. (functioneren van de diensten verbeteren) dient opgemerkt te worden dat de beoogde verbetering niet de garantie kan bieden dat misbruik voorkomen zal kunnen worden. De taakbeschrijving, welke is beschreven op bladzijde 14, gaat uit van de situatie, dat de onderzoeksambtenaren volledig functioneren. In de startfase zal de directie van de sociale dienst zich veel vuldig bezighouden met de werkzaamheden van dit bureau. Dit heeft mede geleid tot het advies voorlopig niet over te gaan tot het verlenen van opsporingsbevoegdheid aan de betrokken onderzoeks ambtenaren. Ten aanzien van de werkwijze van de bijzondere onderzoeksambtenaren willen wij nog het navolgende opmerken. Aanhaking bij de G.S.D. biedt het voordeel dat deze ambtenaren onlosmakelijk verbonden zijn aan het sociaal-functioneren van deze dienst. Het zal duidelijk zijn dat wij geen wijziging in deze opzet nastreven. Derhalve is het vereist dat alle werkzaamheden, welke deze ambtenaren verrichten, i.e. het rapport dat deze onderzoekers zullen schrijven, gerelateerd dienen te worden aan alle aspecten, welke in het belang van de cliënt overwogen dienen te worden. In de concrete werksituatie heeft dit tot gevolg dat een rapport van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1564