bij bijlage nr. 68
e. kindertoelage of - bijslag;
f. gratificaties;
g. vergoedingen voor studiekosten;
h. uitkeringen bij bijzondere gelegenheden of bijzondere omstanüi
heden die betrekking hebben op het gezinslid;
i. tantièmes.
Artikel P 21 wordt herschreven als volgt:
1De ambtenaar, die in contact staat of kortgeleden gestaan heeft
net een persoon, die een ziekte heeft, waardoor ingevolge het
krachtens de wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte
oorzaken bepaalde een noainatieve aangifteplicht geldt, mag zijrt
betrekking niet vervullen en heeft geen toegang tot de dienstgebi»
- lokalen en - terreinen voor zolang de hoofdinspecteur of de in
specteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid niet heeft v»
klaard, dat hij het gevaar voor overbrenging van een infectie
ziekte, of het gevaar dat hij verdacht moet worden te lijden aan
zodanige ziekte-geweken acht.
2. De ambtenaar, die verkeert in de in het vorige lid omschreven si
tuatie, is verplicht daarvan ten spoedigste kennis te geven aan
burgemeester en wethouders.
Hij is gehouden zich te gedragen naar de door of vanwege burge
meester en wethouders gegeven aanwijzingen, waaronder die met be
trekking tot het ondergaan van een geneeskundig onderzoek.
3. De ambtenaar geniet over de tijd, gedurende welke het hem overeen
komstig het bepaalde in dit artikel verboden is zijn betrekking te
vervullen, zijn volledige bezoldiging.
0.' De tweede alinea van het derde lid van artikel H 9 wordt geschrapt
en daarvoor in de plaats komt een nieuw vierde lid, luidende als ïl
4. de raad kan, in afwijking van het bepaalde in het vorige li^|
op voorstel van burgemeester en wethouders een regeling treffen
waarbij aan de gewezen ambtenaar een uitkering wordt toegekend,
die naar het oordeel van de raad met het oog op de omstandig
heden redelijk is te achten. Deze uitkering mag alleen dan
minder bedragen dan de uitkering bedoeld in het vorige lid,
indien het ontslag in overwegende mate aan eigen schuld of toe
doen van de ambtenaar is te wijten, en mag niet tot een lagere
uitkering leiden dan die welke hij krachtens de uitkeringsver
ordening zou hebben genoten, indien die verordening op hem van
toepassing zou zijn gewee3t. Het bepaalde in artikel 1, onder 1