aan de raad der
n is bij gemeente Breda
-2-
0nd/1/2092
23-2-1977
rlenen.
ligt $ji
Bijlage nr. 103
Voorstel van burgemeester en wet
houders tot herziening van het be
drag per leerling, bedoeld in ar
tikel 55bis lid 1 van de Lager-
onderwijswet 1920 voor het jaar
1976.
In de openbare vergadering van 21 november 1975 heeft Uw raad be
sloten het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 55bis lid 1 van
de Lager-onderwijswet 1920 voor het jaar 1976 vast te stelllen op
271,50 excl. administratiekosten. Het bedrag voor administratie
kosten is bepaald op 28,50.
Gelijktijdig met deze vaststelling heeft U aan de minister van
onderwijs en wetenschappen verzocht artikel 55 quater toe te pas
sen voor de openbare g.l.o.-school aan de Molstraat alhier.
Bij schrijven van 2 februari 1977, kenmerk KBO/BSO/lII-536839 heeft
de minister besloten de gemeente in haar verzoek niet ontvankelijk
te verklaren aangezien het onderhavige verzoek niet voor 16 maart
1976 is ingediend.
Tegen deze beschikking kan de gemeente krachtens artikel 55 quater,
derde lid van de Lager-onderwijswet 1920 bij de Koningin in beroep
komen, maar gezien de jurisprudentie zal dit verzoek naar alle
waarschijnlijkheid niet ingewilligd worden omdat hier sprake is
van een fatale termijn.
Conform het bepaalde in artikel 55bis van de genoemde wet dient
de vaststelling van het bedrag per leerling te worden herzien bin
nen een maand nadat de beslissing op het verzoek van de gemeente
raad onherroepelijk is geworden.
Nu het dienstjaar 1976 is verstreken wordt voorgesteld om bij de
herziening van het bedrag, dat per leerling voor de openbare
scholen beschikbaar wordt gesteld, uit te gaan van de bedragenydie
thans bekend zijn en vermoedelijk in de gemeente-rekening worden
opgenomen.
Uit de cijfers zoals die in bijgaand concept-besluit zijn opgenomen,
blijkt dat de herziening van het bedrag per leerling 1976 kan worden
becijferd op 281,22 excl. administratiekosten, zodat aan de be-