bijlage nr. 161
-2-
Op gelijke wijze brengt het gemeentebestuur tijdig, vóór
afloop van de in het tweede lid bedoelde termijn, ter open
bare kennis, welke overige in dat lid bedoelde voorschriften
voor het toegevoegde gebied zullen gelden.
Verder is in het vierde lid van artikel 4 van genoemde wet be
paald dat de bevoegdheid tot het heffen en invorderen van be
staande belastingen in een overgaand gebied over een belasting
jaar, dat vóór de datum van grenswijziging is aangevangen blijft
voorbehouden aan de organen en ambtenaren der gemeente, waarvan
het gebied tevoren deel uitmaakte.
Ten slotte is voor de gemeentelijke belastingen in artikel 10
der genoemde wet bepaald dat ten aanzien van gemeentelijke be
lastingen tussen de betrokken gemeenten onderling geen ver
rekeningen plaats hebben.
In verband met de uniformiteit van belastingheffing in de gehele
gemeente is het noodzakelijk dat de in Breda geldende gemeentelijke
belastingverordeningen per 1 januari 1977 voor het toegevoegde
gebied geldend worden verklaard.
Voor het aan de gemeente Breda van de gemeente Prinsenbeek toege
voegde gebied gelden thans de navolgende belastingverordeningen:
a. de Verordening op de heffing van opcenten op de hoofdsom der
grondbelasting in de gemeente Prinsenbeek;
Op grond van deze verordening worden geheven:
60 opcenten voor de gebouwde en
30 opcenten voor de ongebouwde eigendommen.
b. de Verordening straatbelasting 1970;
Wegens gebouwde en ongebouwde eigendommen heft de gemeente
Prinsenbeek
21$ van de belastbare opbrengst gebouwd en
8$ van de belastbare opbrengst ongebouwd.
c. de Verordening hondenbelasting Prinsenbeek 1972;
Per jaar wordt in Prinsenbeek per hond 15,geheven.
d. de Verordening op de heffing van leges ter secretarie en van
rechten wegens verrichtingen van de ambtenaren van de burger
lijke stand, alsmede van rechten voor inlichtingen, welke
worden verstrekt uit het bevolkings- en verblijfsregister en