f bijlage nr. 165 -3- Tegenwoordig is de idee van een voorwaardenscheppend beleid van de overheid een veel gebezigde term. Wat moet dat gaan in houden voor permanente educatie en wat betekent dit voor de verdeling c.q. spreiding van verantwoordelijkheden? Uit de zorgvuldigheid waarmee getracht is permanente educatie in het interimrapport te omschrijven en te plaatsen in het maatschappelijke veld, is af te leiden, dat wij te maken hebben met een nieuwe ontwikkeling binnen het welzijnswerk. Deze ont wikkeling komt voort lit nieuwe maatschappelijke normeringen. Ge tracht kan worden deze normeringen in te passen in bestaande beleidsuitgangspunten, maar uit de verscheidenheid van reacties kan ook tot de conclusie gekomen worden - zeker nu men overal om zich heen de rol van het particulier initiatief ziet veranderen - dat de bestaande beleidsuitgangspunten niet meer toereikend zijn om de nieuwe maatschappelijke normeringen ver antwoord in de praktijk toe te passen. Door de noodzaak te er kennen van het principe van permanente educatie - en daarin zijn alle reacties unaniem - worden zeer wezenlijke vragen opgeroepen over de samenleving. Voor velen is het terecht belangrijk onder wiens verantwoorde lijkheid de permanente educatie komt te vallen: de overheid, het particulier initiatief of beide. In dit verband merken wij het volgende op. Voorheen gold de opvatting dat de overheid eerst wanneer dat echt nodig was en het particulier initiatief geen mogelijkheden zag terwijl er wel behoefte was aan bepaalde voorzieningen deze zelf of in samenwerking met particuliere instellingen ter hand mogst nemen. Deze opvatting over de rol van de overheid en het particuliere initiatief wijzigt zich. Een beleidsplan permanente educatie dient niet alleen door de overheid en (ambtelijke) deskundigen te worden bepaald, doch in ge structureerde samenspraak met betrokkenen te worden opgebouwd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 588